Moet er steeds een oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de fout en de schade, alvorens de schade moet worden vergoed?
Allereerst is er het gekende artikel 1382 Burgerlijk Wetboek, waaruit volgt dat degene die aansprakelijk is voor de toegebrachte schade, de schade moet vergoeden.
Om toepassing te kunnen maken van artikel 1382, moeten er drie criteria voor handen zijn:
1. Schade moet bewezen zijn
2. De fout van degene die de schade heeft toegebracht, moet bewezen zijn
3. Er moet een oorzakelijk verband bestaan tussen de fout en de schade
Er zal slechts sprake zijn van een schadeloosstelling, wanneer het slachtoffer er in slaagt om de nodige bewijzen voor te leggen.
Wanneer bij een verkeersongeval kan worden aangetoond dat de bestuurder van het voertuig verantwoordelijk is voor de fout, de schade is bewezen en een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade kan worden aangetoond, zal de bestuurder aansprakelijk zijn en bijgevolg de schade moeten vergoeden.
Echter dient er wel op gewezen te worden dat er ook sprake kan zijn van de ‘objectieve of foutloze aansprakelijkheid’, waaruit volgt dat de aansprakelijkheid los staat van de fout. Voor de afhandeling van de procedure is hieraan tegemoet gekomen via de wet van 8 juni 2017. Op deze manier wordt getracht te voorzien in een spoedige vergoeding van de slachtoffers.
Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen is hier een mooi voorbeeld van.
Als voetganger of fietser ben je kwetsbaar in het verkeer, en word je daarom beschouwd als een “zwakke weggebruiker”. Als passagier val je eveneens onder deze categorie.
Artikel 29bis biedt jou, als zwakke weggebruiker, extra bescherming. Wanneer er sprake is van een verkeersongeval, dient de verzekeraar van het voertuig zowel de lichamelijke schade als de kledijschade te vergoeden, wat volledig los staat van de aansprakelijkheid.
- De lichamelijke schade omvat zowel de fysieke als de morele schade, alsook de daarmee gepaard gaande medische kosten.
- De kledijschade omvat eveneens de schade aan functionele prothesen, waarmee wordt gedoeld op bijvoorbeeld een bril, hoorapparaat of gebit.
Wanneer je nog andere materiële schade hebt na het verkeersongeval, bijvoorbeeld schade aan je fiets, kan deze schade enkel worden vergoed wanneer je kan aantonen dat de bestuurder van het voertuig hiervoor aansprakelijk is. Om deze schade dus vergoed te krijgen, is de aansprakelijkheidskwestie (in de zin van artikel 1382 BW) nog wel degelijk van belang.
Een verkeersongeval in de zin van artikel 29bis, kan zeer ruim worden geïnterpreteerd. Van zodra het motorvoertuig ook maar een rol heeft gespeeld in het ontstaan van het ongeval, wordt al gesproken van een verkeersongeval. Denk bijvoorbeeld aan een motorvoertuig waar je tijdens het fietsen en/of wandelen voor moet uitwijken. Het gaat zelfs verder. Ook een geparkeerd motorvoertuig kan een rol spelen bij het ontstaan van een verkeersongeval.
Het belangrijkste uitgangspunt is dat de aanwezigheid van het motorvoertuig enig verband moet houden met de totstandkoming van het verkeersongeval. Bovendien is het niet vereist dat het motorvoertuig een overtreding begaat van de Wegcode.
Het is wel belangrijk dat het gaat om een verkeersongeval waar een motorvoertuig bij is betrokken. Een aanrijding tussen een voetganger en een fietser, of twee fietsers, is bijgevolg niet voldoende om een vergoeding te bekomen.
Als fietser, voetganger of passagier zal je dus sowieso worden vergoed, zelfs als je als ‘zwakke weggebruiker’ zelf in fout bent. Dit wordt zeer ruim geïnterpreteerd:
- Wanneer je als fietser bijvoorbeeld in de verkeerde richting van het fietspad rijdt en er ontstaat een verkeersongeval met een motorvoertuig;
- Wanneer je als passagier bijvoorbeeld geen veiligheidsgordel draagt en er ontstaat een verkeersongeval met een motorvoertuig;
- Wanneer je als voetganger tussen twee voertuigen oversteekt, op een plaats waar geen voetgangersoversteek is en er ontstaat een verkeersongeval met een motorvoertuig.
Er werd een specifieke vraag gesteld met betrekking tot een te hoge alcoholintoxicatie. Wanneer je als zwakke weggebruiker (fietser, voetganger of passagier) betrokken bent bij een verkeersongeval, zal je hoe dan ook worden vergoed, ook al is er in hoofde van de zwakke weggebruiker sprake van een te hoge alcoholintoxicatie.
Hierop bestaat echter wel één belangrijke uitzondering. Wanneer je het ongeval bewust hebt veroorzaakt, zal je niét worden vergoed als zwakke weggebruiker.
Artikel 29bis §1, 6e lid bepaalt namelijk: “Slachtoffers die ouder zijn dan 14 jaar en het ongeval en zijn gevolgen hebben gewild, kunnen zich niet beroepen op de bepalingen van het eerste lid”.
Het gaat hier wel om een zeer enge interpretatie van de wettekst. Uit rechtspraak volgt dat enkel de zogenaamde ‘gewilde en vrijwillige zelfmoord’ aan hogervermelde voorwaarden voldoet. Echter bestaat hier tot op de dag van vandaag nog steeds onenigheid over.
Het uitgangspunt blijft natuurlijk steeds dat je, ook als zwakke weggebruiker, steeds best zo veilig mogelijk deelneemt aan het verkeer.
Artikel door NEVISIS - advocaten in opdracht van VWB